“Het aantal lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en intersekse personen (LHBTI's) dat discriminerende incidenten in het onderwijs ervaart, is in vijf jaar tijd verdubbeld van 13 procent in 2013 naar 25 procent in 2018.” Dat las ik afgelopen donderdag in een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) naar discriminatie in Nederland. Voor mij was alleen al het lezen van deze zinnen een trigger naar mijn eigen schooltijd.
Op school leerde ik dat als mensen je anders vonden je je maar beter klein kon maken, zodat je niet opviel. Ik creëerde een eigen bubbel en hing vooral bij de meisjes in mijn klas rond. Dat bleef op de MAVO eigenlijk ook zo. Tot jongens me op het schoolplein uitmaakten voor vuile homo. Mijn girlsquad stond meteen om hen heen om in te grijpen. Maar homo, ik wist helemaal niet of ik dat wel was. Later op het HBO toen ik uit die spreekwoordelijke kast kwam stond ik al stukken sterker in mijn schoenen. Ik had het geluk klasgenoten om me heen te hebben die me wel waardeerden om wie ik was en ik maakte me eigenlijk nooit meer klein. Tot het tijdens een stage misging. Mijn stagebegeleider stuurde me twee weken voor einde stage weg, want mensen zoals ik konden ze beter een spuitje geven. Het leek alsof de stage coordinator van mijn opleiding het er allemaal bij vond horen. Zijn ‘opbeurende’ woorden waren: “Wen er maar aan. Het zal je nog wel vaker in je leven overkomen.”
“Wen er maar aan. Het zal je nog wel vaker in je leven overkomen.”
Helaas is er tijdens mijn schooltijd niet veel veranderd op de Rotterdamse scholen. Het lijkt zelfs erger geworden te zijn volgens het SCP. En al is voorlichting over seksuele diversiteit verplicht het gevoel van veiligheid lijkt niet toegenomen te zijn. Als ik leerlingen op de Rotterdamse scholen spreek vertellen ze dat GSA-posters en paarse vrijdag bandjes door medeleerlingen worden weggegooid, er nog steeds met homo gescholden wordt en dat docenten klachten beantwoorden met: “Ja, maar je valt ook wel erg op zo”. Het Ministerie van OCW en COC Nederland zetten in op onder andere GSA’s en verplichte voorlichting over seksuele- en genderdiversiteit. Maar draagt dit nu echt bij aan een veiliger schoolklimaat?
Na lang wikken en wegen denk ik dat er een keerzijde zit aan de medaille die verplichte voorlichting heet. Aan de ene kant is het aloude spreekwoord: “Onbekend maakt onbemind”. Maar zichtbaarheid leidt in veel gevallen ook tot onveiligheid. Waar mijn klasgenoten vaak zelf ook niet konden benoemen wat er anders aan mij was leren we nu ook pesters hun targets herkennen. En is een handjevol leerlingen in een GSA plus een docent, als je school de GSA al in menskracht ondersteund, dan wel voldoende? De problematiek lijkt op school ook verder te gaan dan alleen LHBTI+.
Toen een van de jongeren waarmee ik werk werd gepest op school zei de docent: “Ach, wees maar blij dat het je hier overkomt, want in je land van herkomst was je al lang gestenigd”. Tegen een andere jongere werd op school gezegd toen hij gepest werd met zijn genderidentiteit: “Je klasgenoten durven open met je over seks te praten. Dat is toch juist positief. Dat zijn ze in jouw cultuur zeker niet gewend”.
"In je land van herkomst was je al lang gestenigd!"
Het eerste struikelblok voor het slagen van een GSA lijkt vaak het ontbreken van de steun van docenten en ontbreken van kennis bij docenten over diversiteit in brede zin. Van intersectionaliteit hebben nog steeds veel mensen in het onderwijs niet gehoord. En dat blijkt nodig te zijn. Steeds meer leerlingen ervaren dan ook meervoudige discriminatie op school. Zo hoor ik verhalen van leerlingen waarbij een hoofddoekje wordt afgetrokken, leerlingen die worden uitgescholden voor neger en meisjes die op hun hoede moeten zijn op de trap om niet van achter te worden betast. En ja. Sommige van deze leerlingen zijn ook LHBTI+.
In het eerdergenoemde SCP-onderzoek blijkt verder dat: “ongeveer een kwart (27%) van de Nederlandse bevolking in 2018 discriminatie heeft ervaren. Dat is ongeveer evenveel als in 2013. Naast LHBTI’s ervaren vooral mensen met een migratieachtergrond, moslims, jongeren en mensen met een beperking relatief veel discriminatie.” Dit is dus op de Rotterdamse scholen niet anders.
Ik pleit daarom voor een uitbreiding van het huidige GSA-concept binnen het Rotterdamse onderwijs. Waar leerlingen van allerlei achtergronden elkaar steunen in een strijd voor een veilige school voor iedereen. En waar iedereen, met respect voor elkaars diversiteit, een veilige plek kan vinden.