Zichtbaarheid, acceptatie, en het wegnemen van vooroordelen werden in het lesprogramma ‘pestvrije school’ van psycholoog Bob van der Meer uitgelegd en in de praktijk gebracht.
Ik vond het belangrijk dat iedere leerling volledig zichzelf kon zijn, zich kon uitdossen hoe hem of haar dat goeddunkte, en dat iedere leerling zich zo vrij en zo veilig mogelijk kon ontwikkelen. Ik complimenteerde leerlinge Khadisha net zo makkelijk met de goede kleurkeuze van haar hoofddoek, als leerling Jeroen met zijn nieuwe sneakers.
Gisteren was het ook de Europese dag tegen islamofobie. De Stichting Meld Islamofobie publiceerde haar conclusies over het ‘boerkaverbod’ (wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding) dat nu een jaar bestaat.
Volgens de stichting is er sinds de invoering sprake van een ‘golf van verbale en fysieke aanvallen op moslimvrouwen. Zowel moslimvrouwen met als zonder enige hoofdbedekking.’
Er zijn genoeg mensen die boerka’s in het straatbeeld onacceptabel vinden. Net zoals er genoeg mensen zijn die in leer gestoken of in drag uitgedoste gays in het straatbeeld onacceptabel vinden. Of een reclameposter van twee zoenende vrouwen. Of een transgender. Of een non-binair persoon. Maar begint het niet-pesten juist niet bij de acceptatie van álle zichtbaarheid?
Ook de zichtbaarheid die we eigenlijk niet zo goed kennen? Die we – stiekem – niet zo mooi vinden? De zichtbaarheid die ons minder welgevallig is? Zichtbaarheid die wij ronduit abject vinden?
Ik geloof in zichtbaarheid. Ik geloof minder in zichtbaarheid verbieden. Ik heb niet het idee dat ik in Frankrijk, sinds daar in 2004 het verbod inging op het dragen van hoofddoeken en andere religieuze symbolen op scholen, nu zoveel minder boerka’s in het straatbeeld zie. Of dat de Fransen sinds het verbod minder maatschappelijke, sociale en religieuze vraagstukken hebben dan wij.
Integendeel, zelfs.
Aan boerka’s kleven uiteraard veel meer maatschappelijke discussiepunten dan aan een foeilelijke roze trui van een leerling. Maar het principe blijft volgens mij hetzelfde: als ik als leraar de leerling met de lelijke roze trui verbied zijn trui te dragen en hem de klas uitzet, zal ik daarmee alleen maar de grond voor pesterijen van anderen jegens de rozetruidrager vergroten, net zoals het door de maatschappij gewenste boerkaverbod nu het pestgedrag van sommigen jegens alle moslima’s aanwakkert en tot misogynie leidt.
De leerling die vroeger problemen met mij als leraar kreeg, was nooit de leerling die een hoofddoek droeg omdat ze een hoofddoek wilde dragen, of de leerling die een roze trui droeg omdat hij een roze trui wilde dragen, maar de leerling die deze leerlingen juist uitlachte, belachelijk maakte, uitschold of pestte.
Op scholen hebben we net zo hard autochtone Nederlandse docenten, directeuren, conrectoren en rectoren nodig die islamofobie bij leerlingen aanpakken, als Marokkaans-Nederlandse docenten, directeuren, conrectoren en rectoren die homofobie bij leerlingen bestrijden.
Scholen die leerlingen aanmoedigen ‘voor hun eigen veiligheid’ hun geaardheid, voorkeuren, overtuiging, keuzes, kortom: hun meervoudige identiteit niet te uiten, nemen pestgedrag niet weg. Zij bevestigen enkel vooroordelen en vormen daarmee juist de wortels van pestgedrag. Gedrag dat later nog doorwerkt op werkplek en in maatschappij. Of het nu om de onheuse bejegening gaat van een moslima die met een hoofddoek op in de tram zit, of om het constant vertellen van homograppen tegen die ene homoseksuele collega op de werkvloer.
Hoe abject we de zichtbaarheid van anderen soms ook mogen vinden, als het om zichtbaarheid gaat, werkt minder niet.
Alleen maar meer.
En als het om de bestrijding van pestgedrag gaat, is het precies andersom.
Zichtbaarheid is nooit lelijk.
Pestgedrag daarentegen wel.