Toen Pim Fortuyn in 1997 naar aanleiding van de uitspraak van imam El Moumni (“Homo’s zijn lager dan varkens”) schreef dat hem in dat geval moeilijk kwalijk kon worden genomen dat hij de islam een achterlijke cultuur vond, kreeg hij voor die uitspraak bijval van mijn hoogopgeleide, islamitisch opgevoede maar inmiddels ongelovige, Koerdische zwager.
Twintig jaar geleden werkte ik in een net geopende tbs-kliniek in het westen van het land. Ik was verantwoordelijk voor de afdeling Onderwijs en Arbeid. Op zekere dag kwam er een nieuwe tbs-gestelde (‘bewoner’) binnen. Laat ik hem Richard noemen. Richard was Surinamer en Richard wilde in de gewenningsperiode helemaal niks met arbeid of onderwijs te maken hebben. De collega-therapeuten die de bewoners elke ochtend ophaalden om naar de Onderwijs- en Arbeidsafdelingen te begeleiden, werden door Richard vriendelijk doch duidelijk te verstaan gegeven dat het niks voor hem was.
Ik had in mijn team welgeteld één Surinaamse collega - laat ik hem Gabriel noemen - die op een dag naar me toekwam. ‘Zal ik eens een keer met Richard praten?’ stelde hij voor. Dat was uiteraard geen probleem. Samen liepen we naar de afdeling waar Richard verbleef. Aangekomen bij zijn kamer zagen we dat Richard nog op bed lag. ‘Zo, luie donder,’ zei Gabriel met zijn mooie Surinaamse tongval tegen Richard. ‘Denk jij dat jij heel de dag hier maar een beetje op bed kunt blijven liggen, en met die luie handen van je over die luie, dikke, Surinaamse buik van je kunt wrijven? Opstaan en meekomen jij.’
En ja hoor: Richard stond zowaar op en liep gedwee achter Gabriel aan naar de onderwijsafdeling en is sinds dat moment netjes elke week blijven komen.
Ik wist dat ik datgene wat Gabriel tegen Richard had gezegd nooit van mijn leven op die manier tegen de Surinaamse bewoner had kunnen zeggen. Het zou hoogstwaarschijnlijk tot een knallende ruzie hebben geleid, waarbij ik - terecht - van discriminerende vooroordelen beschuldigd zou zijn geworden.
Een islamitische allochtoon die islamkritiek uit, is gewoon een islamitische allochtoon die islamkritiek uit, net zoals mijn Surinaamse collega voor de Surinaamse tbs-gestelde gewoon een Surinaamse collega was die kritiek uit op een Surinaamse tbs-gestelde.
Een autochtoon islamcriticus wordt - ook binnen de LHBT+beweging - al snel uitgemaakt voor islamofoob, net zoals Pride-voorzitter Frits Huffnagel na zijn uitspraak over vluchtelingen al snel uitgemaakt werd voor xenofoob en racist.
Een vluchteling in een AZC die aangifte doet tegen een andere vluchteling in hetzelfde AZC omdat deze homofobe acties onderneemt, is gewoon een vluchteling in een AZC die aangifte doet tegen een andere, homofobe vluchteling in hetzelfde AZC.
En hoe word je afgeschilderd als je als autochtoon aangifte doet tegen diezelfde homofobe vluchteling in het AZC? Ben je dan tégen vluchtelingen en vóór LHBT+ers? Net zoals in sommige (roze) media autochtonen die na Wilders’ ‘minder Marokkanen’ uitspraak aangifte tegen Wilders deden, afgeschilderd werden als theedrinkende marokkanenknuffelaars en dus als anti-LHBT+.
‘De politieke versnippering kun je zien als een teken dat de lhbti-gemeenschap volwassen is geworden,’ zegt onderzoeker Laurens Buijs in Ali’s artikel. Dat is zeker zo. En zolang ik bij belangrijke gebeurtenissen zoals Pride of de afscheidsceremonie van Saïd Zankoua in de Oranjekerk nog steeds het gevoel heb dat ik écht deel uitmaak van die gemeenschap en de gemeenschap als één aanvoelt, heb ik met de versnippering zelf helemaal geen moeite.
Maar het zou ook van volwassenheid getuigen als wij als LHBT+ gemeenschap ongeacht onze meningsverschillen met elkaar in gesprek zouden blijven. Als wij niet al te spastisch allerlei (voornamelijk negatieve) labels plakken op eenieder die op iets of iemand kritiek uit.
De kritische beschouwing is een belangrijk middel om onze democratie zowel te beschermen als uit te dagen. En zij is niet alleen voorbehouden aan degene die uit de eigen groep komt, hoezeer de beschouwing uit eigen kring waarschijnlijk als meer ‘eigen’ ervaren wordt, en dus waarschijnlijk meer effect sorteert, zoals het geval was bij mijn Koerdische zwager of bij mijn Surinaamse collega.
Buijs: ‘Het complexe vraagstuk van dit decennium is: hoe bewaken we de vrijheid van meningsuiting in dit land, hoe geven we iedere lhtbi’er een stem, terwijl discriminatie op alle fronten wordt bestreden?’
Dat kunnen we alleen als we zonder angst het discours en dus de kritische beschouwing daarover met elkaar aan durven gaan: op een volwassen, nette, duidelijke, overtuigende, feitelijke, eerlijke en niet-beledigende manier.
En als we elkaar op belangrijke momenten toch weten te vinden.